U kunt elk object, inclusief een afbeelding, ontwerpgalerieobject, vorm of tabel, verplaatsen.
-
Klik op het object of de gegroepeerde objecten die u wilt verplaatsen.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk:
Het object naar een nieuwe positie slepen
-
Plaats de aanwijzer op het object totdat de aanwijzer verandert in de aanwijzer verplaatsen
.
Opmerking: Als u een tekstvak verplaatst, plaatst u de muisaanwijzer boven de grens van het tekstvak.
-
Sleep het object naar de nieuwe positie. Als u het object in een rechte lijn wilt slepen, houdt u Shift ingedrukt terwijl u het object sleept.
Opmerking: Als een van de opdrachten uitlijnen is ingeschakeld, kan het object worden uitgelijnd op de dichtstbijzijnde hulplijn, het object of de liniaalmarkering wanneer u de muisknop loslaat.
Een object nudge maken
-
Druk op een van de pijltoetsen om het object in de gewenste richting te verplaatsen.
Het object verplaatst een ingestelde afstand telkens wanneer u op een pijltoets drukt. De standaardafstand is 0,13 inch (of het equivalent ervan als u een andere maateenheid gebruikt). U kunt de nudge-afstand echter wijzigen.
Hoe?
-
Klik op Opties > Bestand >Geavanceerd.
-
Klik op het selectievakje Aangepaste verschuiven gebruiken en typ de afstand die objecten moeten verplaatsen wanneer u ze verschuiven.
-
Een object precies op de pagina plaatsen
-
Klik met de rechtermuisknop op het object of de gegroepeerde objecten.
-
Klik in het snelmenu op <Objecttype>opmaken.
-
Klik in het dialoogvenster Opmaak<objecttype> op het tabblad Indeling .
-
Voer onder Positie op pagina de positieve afmetingen in voor de horizontale en verticale plaatsing van het object of de objectgroep.
-
Klik op OK.
-
Tip: U kunt de exacte positie van een object zien op de statusregel onder aan het scherm.