Een signaal
De shape signaal een naam geven en andere eigenschapwaarden toevoegen
Open het dialoogvenster UML-eigenschappen van element door te dubbelklikken op het pictogram van het element in de structuurweergave of de shape die het element in een diagram voorstelt.
Tip: Bepalen welke eigenschapswaarden op een shape in een diagram worden weergegeven door met de rechtermuisknop op de shape te klikken en vervolgens op Weergaveopties voor vormte klikken. Selecteer in het dialoogvenster Weergaveopties voor UML-shape opties en schakelopties in om eigenschapswaarden weer te geven of te verbergen.
Eigenschappen
Eigenschap |
Beschrijving |
Naam |
Typ een naam voor het signaal. |
Volledig pad |
De sjabloon UML-model diagram biedt automatisch volledige informatie over het pad van het element in de systeem model hiërarchie. U kunt deze gegevens niet bewerken, maar als u elementen verplaatst, wordt het pad automatisch bijgewerkt. |
Stereotype |
Kies de gewenste stereotype in de vervolgkeuzelijst. Als een stereotype dat u wilt gebruiken niet wordt vermeld, kunt u een nieuw stereotype toevoegen of een bestaand stereotype bewerken door op stereotypen in het menu UML te klikken. |
Zichtbaarheid |
Kies het type zichtbaarheid dat van toepassing is op het signaal (openbaar, privé of beveiligd). |
IsRoot |
Selecteer deze optie om aan te geven dat het signaal geen voorganger mag bevatten. |
IsLeaf |
Selecteer deze optie om aan te geven dat het signaal geen afstammelingen mag hebben. |
IsAbstract |
Selecteer deze optie om aan te geven dat het signaal abstract is en dat er geen instanties voor het signaal kunnen worden gemaakt. |
Documentatie |
Typ de documentatie die u wilt toevoegen aan het element als een waarde met label. Wanneer u de vorm of het pictogram van het element selecteert, wordt de documentatie die u hier typt ook weergegeven in het venster documentatie . |
Bepalen welke eigenschapswaarden worden weergegeven op de shape signaal
Klik met de rechtermuisknop op de shape, klik op Weergaveopties voor vormenen schakelopties in of uit om waarden weer te geven of te verbergen.
De parameters van een shape Signaal verbergen
Klik met de rechtermuisknop op de shape, klik op Weergaveopties voor shapeen selecteer vervolgens parameteronder onderdrukken.
Navigeren naar andere weergaven van het signaal
Klik met de rechtermuisknop op de shape, klik op weergaven, selecteer de gewenste weergave en klik vervolgens op OK.
Weergeven in een weergave de relaties tussen het signaal en andere elementen weergeven
Klik met de rechtermuisknop op de vorm en klik vervolgens op relaties weergeven.