Gebruik het hulpmiddel Lijn of Potlood om lijnen te tekenen in uw diagram. Als u lijnen wilt vastmaken aan vormen en de lijnen mee wilt laten bewegen, moet u verbindingslijnen gebruiken.
-
Klik met de rechtermuisknop op de tekening en klik op de zwevende werkbalk op Hulpmiddelen voor tekenen. Klik vervolgens op het hulpmiddel Lijn of Potlood.
Wanneer het hulpmiddel Lijn is ingeschakeld, verandert de aanwijzer in .
-
Klik op de positie waarop u de lijn wilt tekenen, houd de muisknop ingedrukt en plaats de aanwijzer op de positie waarop de lijn moet eindigen. Laat de muisknop vervolgens los.
Als u lijnsegmenten wilt toevoegen aan de lijn die u net hebt getekend, gebruikt u het lint.
-
Klik op Start > Extra > Hulpmiddelen voor tekenen > Lijn.
-
Begin bij een eindpunt van de bestaande lijn. Elk segment wordt vastgemaakt aan het eindpunt waarbij u de nieuwe lijn begint, zodat de lijnen samen als één vorm kunnen worden gemanipuleerd.
Een lijn wijzigen
Als u een lijn wilt wijzigen, gebruikt u het hulpmiddel Aanwijzer. Klik op de lijn en sleep om deze te verplaatsen. Sleep een van de eindpunten om de richting van de lijn te wijzigen of de lijn langer of korter te maken.
U kunt ook het uiterlijk van een lijn wijzigen.
-
Klik met de rechtermuisknop op de lijn en klik op Vorm opmaken.
-
Klik in het deelvenster Vorm opmaken op Lijn en breng de gewenste wijzigingen aan. Zo kunt u de lijn dikker of dunner maken, of de kleur, het type pijlpunt of het type lijn aanpassen.