Hiermee maakt u een kruistabelquery.
Syntaxis
TRANSFORM aggfunction
selectstatement
PIVOT pivotfield [IN (value1[, value2[, ...]])]
De TRANSFORM-instructie bevat de volgende onderdelen:
|
Onderdeel |
Beschrijving |
|
aggfunction |
Een statistische SQL-functie die op de geselecteerde gegevens wordt toegepast. |
|
selectstatement |
Een SELECT-instructie. |
|
pivotfield |
Het veld of expressie dat u wilt gebruiken om de kolomkoppen inde resultatenset van de query te maken. |
|
waarde1, waarde2 |
Vaste waarden die worden gebruikt om kolomkoppen te maken. |
Opmerkingen
Als u gegevens met behulp van een kruistabelquery samenvat, selecteert u waarden uit opgegeven velden of expressies als kolomkoppen, zodat dat gegevens in een compactere indeling kunt weergeven dan met een selectiequery.
TRANSFORM is optioneel, maar vormt de eerste instructie in een SQL-tekenreeks wanneer hij wordt opgenomen. De instructie gaat vooraf aan een SELECT-instructie die opgeeft welke velden als rijkoppen worden gebruikt en aan een GROUP BY-component die de groepering van de rij opgeeft. U kunt eventueel andere componenten opnemen, zoals WHERE waarmee aanvullende selectie- of sorteercriteria worden opgegeven. U kunt ook subquery's als predicaten gebruiken - specifiek diegene in de WHERE-component - in een kruistabelquery.
Deze waarden die in een draaitabelveld worden geretourneerd, worden als kolomkoppen in de resultatenset van de query gebruikt. Als bijvoorbeeld de verkoopcijfers voor de verkoopmaand in een kruistabelquery worden gedraaid, levert dat 12 kolommen op. U kunt pivotfield beperken tot het maken van koppen op basis van vaste waarden (waarde1, waarde2) die in de optionele IN-component staan vermeld. U kunt ook vaste waarden waarvoor geen gegevens bestaan opnemen om extra kolommen te maken.
