Aanmelden met Microsoft
Meld u aan of maak een account.
Hallo,
Selecteer een ander account.
U hebt meerdere accounts
Kies het account waarmee u zich wilt aanmelden.

Opmerking:  We willen u graag zo snel mogelijk de meest recente Help-inhoud in uw eigen taal bieden. Deze pagina is automatisch vertaald en kan grammaticale fouten of onnauwkeurigheden bevatten. Wij hopen dat deze inhoud nuttig voor u is. Kunt u ons onder aan deze pagina laten weten of de informatie nuttig voor u was? Hier is het Engelstalige artikel ter referentie.

Laatst bijgewerkt: maart 2010

Sjablonen van Office.com gebruiken

Op het tabblad Nieuw in de weergave Microsoft Office Backstage (klik op het tabblad Bestand en klik vervolgens op Nieuw) is up-to-date hulp beschikbaar voor documenten die zijn gemaakt op basis van een sjabloon. Deze informatie wordt van Office.com gedownload. U kunt ook feedback over de sjablonen verzenden en een cijfer geven aan elke sjabloon die u downloadt.

Als u een sjabloon of een bestand op basis van een sjabloon opent, kan vanuit PowerPoint 2010 verbinding worden gemaakt met Office.com, afhankelijk van uw instellingen voor de Help. Daarbij worden de id voor de sjabloon, het programma en de gebruikte versie verzonden, samen met standaardcomputergegevens.

De sjabloon-id verwijst naar de originele sjabloon die is gedownload van Office.com of die is geleverd bij uw exemplaar van PowerPoint 2010. De id is geen unieke aanduiding van uw presentatie en is gelijk voor alle gebruikers van dezelfde sjabloon.

Koppelingen naar afbeeldingen en andere documenten

Als u een koppeling maakt naar een afbeelding, bestand, gegevensbron of ander document op uw harde schijf, wordt het pad naar dat bestand opgeslagen in uw presentatie. In sommige gevallen bevat de koppeling uw gebruikersnaam of gegevens over servers op het netwerk. Bij een gegevensverbinding kunt u een gebruikersnaam of wachtwoord in de koppeling van de gegevensverbinding opnemen.

Ook als u een XML-schema toepast op een presentatie, wordt een pad naar het gemaakte XML-schema in de presentatie opgeslagen. In sommige gevallen bevat dat pad uw gebruikersnaam.

Afdrukken

Als u een PowerPoint 2010-presentatie afdrukt en vervolgens opslaat, wordt in PowerPoint 2010 het pad naar uw printer bij de presentatie opgeslagen. In sommige gevallen bevat dat pad een gebruikersnaam of computernaam.

Sites voor documentwerkruimten

Vanuit PowerPoint 2010 hebt u toegang tot een site voor documentwerkruimten op een Microsoft SharePoint Foundation 2010-site. Een site voor documentwerkruimten is een gedeelde ruimte waarin u snel en eenvoudig met andere teamleden aan een of meer presentaties kunt werken.

Als u een site voor documentwerkruimten opent, worden door PowerPoint 2010 bepaalde gegevens voor u van deze site voor documentwerkruimten gedownload.

  • Naam van de SharePoint Foundation-site

  • Het URL-adres van de site

  • Namen, e-mailadressen en machtigingsniveaus van de sitegebruikers

  • Lijsten met documenten, taken en andere gegevens op de site

Op de computer wordt ook een lijst met de door u bezochte SharePoint Foundation-sites opgeslagen in de vorm van cookies. Deze lijst wordt gebruikt om u snel toegang te verlenen tot sites die u eerder hebt bezocht. Deze lijst is niet toegankelijk voor Microsoft en wordt niet op internet gezet, tenzij u opgeeft dat u de lijst beschikbaar wilt stellen aan anderen.

Faxservice

Met de faxservice kunt u een fax via internet verzenden en faxen die u in Microsoft Outlook 2010 hebt verzonden, overzichtelijk indelen. U kunt de faxservice pas gebruiken nadat u zich hebt aangemeld bij een faxserviceprovider, buiten Microsoft. De provider verwerkt de faxen en verzendt deze via internet. Microsoft verzamelt geen gegevens over de faxservice.

Wanneer u zich aanmeldt bij de faxservice, maakt de faxserviceprovider een 'registratiepakket' dat wordt opgeslagen door de faxserviceprovider en door PowerPoint 2010. Het pakket bestaat uit het adres van de website van de faxserviceprovider en een token dat uw aanmelding bij de faxserviceprovider bevestigt. Als u een fax verzendt vanuit een Office-programma, wordt dit registratiepakket toegevoegd aan het faxdocument.

U kunt de faxservice ook gebruiken om de prijs van een fax te berekenen, zonder dat u de fax daadwerkelijk verzendt. Als u de prijs van een fax berekent, wordt in PowerPoint 2010 een versleutelde verbinding gebruikt om uw registratietoken, het telefoonnummer van de geadresseerde en het aantal faxpagina's te verzenden naar de faxserviceprovider. Deze gegevens worden niet verzameld of opgeslagen door Microsoft.

Onderzoeksservice

U kunt vanuit PowerPoint 2010 informatie opvragen over bepaalde woorden of woordgroepen bij een aantal belangrijke gegevensproviders. Als u een zoekopdracht geeft, verzendt PowerPoint 2010 de gezochte tekst via internet, samen met informatie over de gebruikte software, de landinstellingen op uw systeem en autorisatiegegevens waaruit blijkt dat u bent gemachtigd voor downloaden van onderzoeksgegevens van derden.

PowerPoint 2010 stuurt deze gegevens naar een service die door Microsoft wordt verzorgd of naar de gegevensprovider die u hebt geselecteerd. Deze service retourneert informatie over het woord of de woordgroep.

Vaak bevat de ontvangen informatie koppelingen naar aanvullende informatie op de website van de service. Als u op een dergelijke koppeling klikt, kan de serviceprovider een cookie op uw systeem plaatsen, waardoor u in de toekomst traceerbaar bent voor transacties. Microsoft is niet verantwoordelijk voor het privacybeleid van websites en services van derden. Deze informatie wordt niet opgeslagen of verzameld door Microsoft, tenzij uw zoekopdracht aan een Microsoft-service is gericht.

Als u de functie voor onderzoek en naslaginformatie wilt uitschakelen, gaat u als volgt te werk:

  1. Klik op het tabblad Bestand.

  2. Klik onder Help op Opties.

  3. Klik op Vertrouwenscentrum.

  4. Klik op Instellingen voor het Vertrouwenscentrum.

  5. Klik op Privacyopties en schakel vervolgens het selectievakje Het zoeken naar en installeren van nieuwe services toestaan in het taakvenster Onderzoeken uit.

Vertaalservice

In PowerPoint 2010 kunt u (delen van) uw presentatie laten vertalen met behulp van een tweetalige woordenlijst of een service voor automatisch vertalen. U kunt zelf bepalen hoe uw presentatie wordt vertaald.

U kunt een woord of woordgroep voor vertaling selecteren of invoeren of de gehele presentatie laten vertalen door de desbetreffende vertaaloptie te selecteren in het deelvenster Onderzoek en naslaginformatie. U kunt ook gebruikmaken van de functie Documenttips door de cursor op de woorden te plaatsen die u wilt vertalen. De functie Documenttips is standaard uitgeschakeld. U kunt deze functie inschakelen door op het tabblad Controleren te klikken en vervolgens in de groep Vertalen op Minivertaler te klikken.

Als u een woord of woordgroep voor vertaling selecteert of typt, wordt het woord of de woordgroep vergeleken met een tweetalige woordenlijst. Sommige tweetalige woordenlijsten worden bij de software geleverd, andere zijn beschikbaar op Office.com. Woorden of woordgroepen die niet voorkomen in de tweetalige woordenlijst die bij de software is geleverd, worden niet-versleuteld verzonden naar een vertaalservice van Microsoft of een vertaalservice van derden.

Als u de gehele presentatie wilt laten vertalen, wordt deze verzonden naar een vertaalservice van Microsoft of van derden. Omdat de gegevens niet-versleuteld via internet worden verzonden, is het woord, de woordgroep of de presentatie mogelijk zichtbaar voor anderen.

Als u kiest voor een van de woordenlijsten op Office.com of voor een vertaalservice van derden, verzendt PowerPoint 2010 de te vertalen tekst via internet, samen met informatie over de software die u gebruikt en de land- en taalinstellingen van uw systeem. (Klik op het tabblad Bestand. Klik onder Help op Opties. Klik op Taal.) Werkt u met een vertaalservice van derden, dan verzendt PowerPoint 2010 mogelijk ook eerder opgeslagen verificatiegegevens waaruit blijkt dat u zich eerder hebt aangemeld op de website.

SharePoint Foundation

Microsoft SharePoint Foundation 2010 biedt gedeelde sites voor webwerkruimten waarin u kunt samenwerken aan documenten of vergaderingen kunt houden.

Als u toegang krijgt tot een SharePoint-site via uw webbrowser of een Office-programma, worden door de site cookies op uw computer opgeslagen als u bent gemachtigd om subsites op die site te maken. Samen vormen deze cookies een lijst van sites waarvoor u gemachtigd bent. Deze lijst wordt door diverse Office-programma's gebruikt om u snel toegang te verlenen tot sites die u eerder hebt bezocht.

Deze lijst is niet toegankelijk voor Microsoft en wordt niet op internet gezet, tenzij u opgeeft dat u de lijst beschikbaar wilt stellen aan anderen.

Als u in SharePoint Foundation een nieuwe website of lijst maakt, of personen uitnodigt of toevoegt aan een bestaande website of lijst, wordt op de site de volgende informatie over elke persoon en uzelf opgeslagen:

  • Volledige naam

  • E-mailadres

Aan elk element dat u of anderen aan de site toevoegen of op de site wijzigen, wordt een gebruikers-id toegevoegd. Alleen beheerders en leden van de site hebben toegang tot deze en andere gegevens op de SharePoint-site.

Alle elementen van de SharePoint-site bevatten twee velden: Gemaakt door en Gewijzigd door. Het veld Gemaakt door gevuld met de gebruikersnaam van degene die oorspronkelijk zijn gemaakt het element en de datum waarop deze is gemaakt. Het veld Gewijzigd door gevuld met de gebruikersnaam van degene die de datum waarop het laatst is gewijzigd en de PowerPoint 2010-presentatie het laatst is gewijzigd.

Beheerders van de servers die als host fungeren voor de SharePoint-sites hebben toegang tot bepaalde gegevens op deze sites. Deze gegevens worden gebruikt voor analyse van het sitegebruik en voor verbetering van de bereikbaarheid van de site. Deze gegevens zijn alleen toegankelijk voor serverbeheerders en worden niet doorgestuurd naar Microsoft, tenzij Microsoft de host van de SharePoint-site is.

De gegevens die worden verzameld zijn namen, e-mailadressen en machtigingen van iedereen die toegang heeft tot de site. Alle gebruikers met toegang tot een bepaalde SharePoint-site kunnen alle beschikbare inhoud op de site doorzoeken en bekijken.

Controle

Microsoft SharePoint Foundation 2010 bevat controlefuncties waarmee beheerders via een betrouwbaar controlepad kunnen bijhouden hoe gebruikers met bepaalde inhoud werken.

Wanneer beheerders van SharePoint Foundation de controlefunctie inschakelen, worden bepaalde acties van de gebruiker automatisch geregistreerd in de SharePoint-gegevensdatabase op de server. Deze acties zijn: weergeven, bewerken en in- en uitchecken. Van elke geregistreerde actie worden identificerende gegevens geregistreerd over het bestand, de actie en de SharePoint-id van de gebruiker. Hierbij worden geen gegevens naar Microsoft verzonden.

Deze functie is standaard uitgeschakeld en is alleen beschikbaar voor beheerders van SharePoint-sites waar inhoud wordt opgeslagen.

Expresberichten en meldingen

In PowerPoint 2010 kunt u chatberichten verzenden vanuit het programma zelf. Ook kunt u meldingen ontvangen als mensen online zijn of als bepaalde wijzigingen zijn doorgevoerd in gedeelde presentaties of werkruimten.

PowerPoint 2010 kan werken met een client voor chatberichten zodat u meldingen kunt ontvangen als anderen online zijn en berichten naar hen kunt sturen. PowerPoint 2010 bevat een webbesturingselement waarmee op een webpagina kan worden gemeld dat er chatberichten aanwezig zijn. Dit besturingselement wordt zowel op Microsoft SharePoint Foundation 2010-pagina's als op Microsoft SharePoint Server 2010-pagina's gebruikt. Beide soorten pagina's schrijven de aanwezigheidsgegevens niet terug naar de webserver.

Met dit webbesturingselement kunnen aanwezigheidsgegevens vanuit uw programma voor chatberichten naar de webserver worden verzonden. Standaard kunnen aanwezigheidsgegevens alleen worden verzonden naar intranetsites, vertrouwde sites en sites op de lokale computer.

Nieuwe bestandsindelingen

PowerPoint 2010 werkt met nieuwe bestandsindelingen die zijn gebaseerd op XML. Deze XML-bestandsindelingen zijn uitbreidbaar, hetgeen betekent dat gebruikers aanvullende schema's of code voor de bestanden kunnen opgeven. Een invoegtoepassing of andere vorm van programmacode van derden kan ook extra metagegevens aan de XML-bestandsindelingen toevoegen, die niet zichtbaar zijn in PowerPoint 2010.

U kunt de metagegevens van een XML-bestand verifiëren door het bestand te bekijken in een tekstviewer.

Opmerkingen

Wanneer u opmerkingen opslaat bij een bestand, voegt PowerPoint 2010 uw initialen toe aan elke opmerking. Deze gegevens zijn toegankelijk voor iedereen die uw bestand kan openen.

U kunt uw persoonlijke gegevens uit deze opmerkingen verwijderen door op het tabblad Bestand op Info en op Controleren op problemen te klikken en vervolgens op Document controleren te klikken.

Wijzigingen bijhouden

Wanneer u een bestand wijzigt terwijl de functie Wijzigingen bijhouden is ingeschakeld, worden uw gebruikersnaam en/of initialen opgeslagen in het document en gekoppeld aan uw wijzigingen. Deze gegevens (in zowel de originele als de gewijzigde tekst) zijn toegankelijk voor iedereen die uw bestand kan openen.

Uw naam wordt verwijderd nadat deze wijzigingen zijn geaccepteerd of afgekeurd. U kunt uw persoonlijke informatie ook uit deze wijzigingen verwijderen door op het tabblad Bestand op Info en op Controleren op problemen te klikken en vervolgens op Document controleren te klikken.

Locaties waar uw naam is opgeslagen

In bepaalde gevallen wordt in PowerPoint 2010 uw naam opgeslagen om u beter van dienst te kunnen zijn met bepaalde functies. Uw naam wordt onder meer opgeslagen in:

  • De Auteur-velden

  • De bestandseigenschap AuthorName

U kunt uw persoonlijke gegevens uit deze velden en eigenschappen verwijderen door op het tabblad Bestand op Info en op Controleren op problemen te klikken en vervolgens op Document controleren te klikken.

In Office-oplossingen die door andere bedrijven zijn gemaakt, worden mogelijk ook uw naam en andere persoonlijke gegevens opgenomen in de aangepaste eigenschappen van uw bestand.

Als u gebruikmaakt van Microsoft Office-webbesturingselementen, Microsoft Excel Data Access, DataCalc of een andere functie waarmee u rechtstreeks een verbinding kunt maken met een andere gegevensbron, is het mogelijk dat uw aanmeldingsgegevens (gebruikers-id en wachtwoord) in uw presentatie worden opgeslagen. Als u deze gegevens wilt wijzigen of verwijderen, moet u de eigenschappen van de verbinding wijzigen.

Overige verborgen gegevens en metagegevens

Elk bestand dat in PowerPoint 2010 wordt opgeslagen, bevat bestandseigenschappen zoals:

  • Auteur

  • Manager

  • Bedrijf

  • Laatst opgeslagen door

  • Namen van revisoren

Afhankelijk van de gebruikte functies of oplossingen van derden kunnen nog andere eigenschappen in het bestand worden opgeslagen. Als uw presentatie bijvoorbeeld deel uitmaakt van een documentwerkstroom, zullen extra bestandseigenschappen voor het bijhouden van de werkstroom worden opgeslagen. PowerPoint 2010 maakt gebruik van aanmaak-id's die worden gegenereerd aan de hand van willekeurige getallen en niet met uw gegevens of gegevens die op uw computer staan. Elke nieuwe dia die in PowerPoint 2010 wordt gemaakt, krijgt een ander willekeurig getal als aanmaak-id, die in het bestand wordt opgeslagen. Verder wordt, als u gebruikmaakt van Microsoft SharePoint Foundation 2010 of een andere omgeving voor cocreatie, de aanmaak-id van de dia gebruikt om te bepalen welke bewerkingen van welke auteur het meest recent zijn.

Deze gegevens zijn toegankelijk voor iedereen die uw bestand kan openen.

U kunt deze eigenschappen verwijderen door op het tabblad Bestand op Info en op Controleren op problemen te klikken en vervolgens op Document controleren te klikken.

U kunt de functie Document controleren ook gebruiken om enkele andere typen gegevens te verwijderen die mogelijk niet in alle weergaven voorkomen, zoals opmerkingen en revisies. Het is raadzaam om de functie Document controleren uit te voeren voor elke presentatie die u openbaar wilt maken.

Verborgen gegevens en metagegevens kunnen ook worden ingevoegd in Microsoft Office-bestanden via het objectmodel van Microsoft Office. U kunt bijvoorbeeld afbeelding verbergen in het objectmodel van Microsoft Office, wat betekent dat deze niet zichtbaar zijn als het bestand wordt geopend, maar dat de afbeelding in het bestand wordt bewaard en op een later moment kan worden weergeven.

Verborgen vormen

PowerPoint 2010 kunt u shapes of objecten van tekst in uw presentaties of sjablonen verbergen met behulp van het taakvenster selectie . Als u wilt weergeven in het taakvenster selectie en zichtbaarheid , selecteert u een vorm en klik op Selectiedeelvensterin de groep Schikken op het tabblad Opmaak . De verborgen vormen of tekstobjecten kunnen bevatten persoonlijke gegevens die zijn toegevoegd door de auteur van de presentatie. De objecten verborgen tekst of vormen kunnen worden opgeslagen met een bestand of een specifiek werkblad thema en zijn niet zichtbaar tijdens een diavoorstelling. Als het sjabloonbestand wordt gebruikt om een nieuwe presentatie te maken, worden alle verborgen vormen of objecten verborgen tekst worden gekopieerd naar de nieuwe presentatie. U kunt weergeven verborgen vormen en kiest u ze wilt weergeven in het taakvenster selectie en zichtbaarheid .

Alternatieve tekst

In PowerPoint 2010 kunt u in het dialoogvenster Opmaak alternatieve tekst voor tabellen, vormen, afbeeldingen, grafieken, SmartArt-afbeeldingen en andere objecten in presentaties toevoegen en bewerken. De alternatieve tekst wordt bij de presentatie opgeslagen en bevat mogelijk persoonlijke gegevens die zijn toegevoegd door anderen die de presentatie hebben bewerkt. Voor sommige objecten, bijvoorbeeld afbeeldingen die u in de presentatie invoegt, bevat de alternatieve tekst standaard het pad van het ingevoegde object.

Alternatieve tekst kan worden gebruikt voor toegankelijkheidsfuncties zoals schermlezers. De alternatieve tekst is toegankelijk voor iedereen die het bestand kan openen.

Diavoorstelling uitzenden

Met PowerPoint 2010 kunt u een diavoorstelling uitzenden zodat die kan worden bekeken in een webbrowser.

Wanneer u een diavoorstelling uitzendt, verstuurt PowerPoint 2010 een kopie van de volledige presentatie naar de gekozen server samen met informatie over het account dat u gebruikt om contact te krijgen met de server. U krijgt vervolgens van PowerPoint 2010 een URL waarmee de diavoorstelling kan worden bekeken. Hoewel de functie uitzenden alleen de diavoorstelling weergeeft die u presenteert, heeft iedereen die over de URL beschikt, toegang tot de volledige inhoud van de presentatie, inclusief eventuele verborgen dia's.

Wanneer u een diavoorstelling uitzendt, slaat PowerPoint gegevens op over de server die u gebruikt, inclusief de naam, de URL en andere adressen en een beschrijving. Met deze informatie kunt u in de toekomst gemakkelijker toegang krijgen tot servers die u al ooit hebt gebruikt.

Thema's

In PowerPoint 2010 kunt u een thema maken van een bestaande presentatie door op het tabblad op Bestand en vervolgens op Opslaan als te klikken. Selecteer de optie Office-thema in de lijst Opslaan als van het dialoogvenster Opslaan als. Als u een thema maakt, worden bepaalde elementen (zoals tekst, afbeeldingen of verborgen vormen) uit het diamodel van uw originele presentatie gekopieerd naar het thema. Deze objecten worden gebruikt als ontwerpelementen als u het thema op een nieuwe presentatie toepast, en zijn zichtbaar voor andere gebruikers. Als u het thema publiceert voor gebruik door andere gebruikers, wilt u mogelijk geen persoonlijke of vertrouwelijke gegevens in uw originele presentatie opslaan. U kunt persoonlijke of vertrouwelijke gegevens uit een bestaand thema verwijderen door het diamodel van het thema te bewerken en het thema onder dezelfde naam opnieuw op te slaan, zodat het origineel wordt vervangen.

Macro's opnemen

Met deze functie kunt u een reeks acties opnemen en op een later tijdstip uitvoeren. Als u een macro opneemt, wordt uw gebruikersnaam opgeslagen als commentaar bij de code als de macro wordt gemaakt. U kunt uw naam handmatig uit deze locatie verwijderen.

Digitale handtekeningen

Een digitale handtekening is een optionele functie waarmee u de identiteit kunt verifiëren van degene die u een presentatie heeft gestuurd. Een digitale handtekening is een unieke versleutelde gegevenswaarde in de presentatie die u wilt ondertekenen. Als u een presentatie met een digitale handtekening verstuurt, wordt de handtekening naar de geadresseerde verzonden, samen met de gegevens in de presentatie en een vertrouwd digitaal certificaat van u (de afzender). Het digitale certificaat wordt uitgegeven door een certificeringsinstantie (CA) zoals VeriSign. Het digitale certificaat bevat gegevens waarmee de identiteit van de afzender kan worden geverifieerd en waarmee kan worden vastgesteld dat de originele inhoud van de presentatie niet is gewijzigd. Het is mogelijk dat er automatisch online contact wordt opgenomen met de certificeringsinstantie om de digitale handtekening te verifiëren.

Als u een presentatie ondertekent, ziet u een dialoogvenster met daarin de gegevens die in de digitale handtekening worden opgenomen (zoals de systeemdatum en -tijd, het versienummer van het besturingssysteem, het Microsoft Office-versienummer en het PowerPoint 2010-versienummer).

Information Rights Management

Met IRM kunt u bepaalde gebruikers of groepen machtigen voor het openen en wijzigen van een presentatie. IRM lijkt veel op de functie voor documentbeveiliging, maar er zijn verschillen. Met IRM kunt u voor de hele presentatie machtigingen voor bepaalde acties instellen, zoals afdrukken, doorsturen, lezen of bewerken.

Als u een presentatie met IRM-machtigingen opslaat, wordt in PowerPoint 2010 een lijst van de gemachtigde gebruikers en hun machtigingen in de presentatie opgeslagen. Deze gegevens zijn versleuteld en zijn alleen toegankelijk voor de eigenaar van de presentatie.

Presentaties met IRM-machtigingen bevatten ook inhoudslicenties. Een inhoudslicentie bevat een e-mailadres, en machtigings- en verificatiegegevens. Als iemand een presentatie met IRM-machtigingen opent, worden in PowerPoint 2010 de licenties die bij de presentatie zijn opgeslagen, vergeleken met de gebruikers-id. Als de gebruiker de presentatie niet eerder heeft geopend, wordt in PowerPoint 2010 contact opgenomen met een IRM-server. Daar wordt de gebruikers-id geverifieerd, wordt een nieuwe inhoudslicentie voor de gebruiker gedownload (als deze gebruiker de juiste machtigingen heeft) en wordt de inhoudslicentie bij de presentatie opgeslagen.

De eigenaar van een presentatie kan instellen dat inhoudslicenties niet bij de presentatie worden opgeslagen. In dat geval moet in PowerPoint 2010 telkens wanneer de presentatie wordt geopend verbinding worden gemaakt met de IRM-server. Als PowerPoint 2010 geen netwerkverbinding heeft of geen verbinding kan maken met de IRM-server, kan de presentatie ook niet worden geopend.

Mislukte Office-bestandsvalidatie

Als u in Microsoft Office bestanden opent die met bepaalde eerdere versies van PowerPoint zijn gemaakt, wordt door Office-bestandsvalidatie gecontroleerd of de bestandsstructuur overeenkomt met de specificatie van Microsoft voor de desbetreffende bestandsindeling. Als het bestand hier niet aan voldoet, wordt het in Microsoft Office geopend in de beveiligde weergave.

Een kopie van het problematisch bestand dat niet kan worden gevalideerd voor Office-bestand is opgeslagen op uw computer nadat u PowerPoint afsluiten. Microsoft Foutenrapportage regelmatig wordt u gevraagd of u akkoord gaat met een kopie van deze bestanden verzenden naar Microsoft. Zie de Privacyverklaring voor Microsoft fout-rapportagevoor meer informatie over Microsoft Foutenrapportage, met inbegrip van een volledige privacyverklaring.

Office Automatische versies

In PowerPoint 2010 worden automatisch kopieën opgeslagen van uw presentatie terwijl u deze bewerkt. Hierdoor kunt u een presentatie die u hebt afgesloten zonder de wijzigingen op te slaan, beter herstellen. Als u niet wilt dat er automatisch kopieën van presentaties worden opgeslagen, gaat u als volgt te werk:

  1. Klik op het tabblad Bestand.

  2. Klik onder Help op Opties.

  3. Klik op Opslaan.

  4. Schakel onder Presentaties opslaan het selectievakje Het laatste automatisch herstelde bestand houden als ik zonder op te slaan afsluit uit.

U kunt openen en de laatste opgeslagen versies van eerder opgeslagen presentaties door te klikken op het tabblad bestand , Infoklikken en vervolgens te klikken onder versiesop de presentatie die u wilt verwijderen. U openen en de laatste automatisch opgeslagen versies voor nieuwe presentaties verwijderen door te klikken op het tabblad bestand , te klikken op Info, te klikken op Versies beherenen vervolgens te klikken op Niet-opgeslagen presentaties herstellen. PowerPoint 2010 verwijdert periodiek de automatisch opgeslagen presentatie als u niet openen en deze gebruiken. Zie Office-bestanden herstellenvoor meer informatie.

Bijgeknipte media

In PowerPoint 2010 kunt u audio- en videomedia bijknippen in de dialoogvensters Audio knippen en Video knippen zodat slechts een beperkt deel van de media wordt weergegeven in de diavoorstelling. Door media bij te knippen worden de afgeknipte delen van de audio- en videomedia alleen verborgen. Deze delen worden niet permanent verwijderd. Als u een bestand met bijgeknipte mediabestanden opslaat, worden ook de afgeknipte onderdelen opgeslagen. De afgeknipte gedeelten van alle media-indelingen kunnen op de volgende wijze worden verwijderd:

Met de menuopdracht Media comprimeren

  1. Klik op de video en klik vervolgens op het tabblad Bestand.

  2. Klik op Info.

  3. Klik onder Mediaformaat en prestaties op Media comprimeren.

  4. Klik op de videokwaliteit die u wilt gebruiken.

Met de functie Documentcontrole

  1. Klik op het tabblad Bestand.

  2. Klik op Info.

  3. Klik op Controleren op problemen en klik vervolgens op Document controleren.

  4. Controleer of de selectievakjes Documenteigenschappen en Persoonlijke gegevens zijn ingeschakeld en klik vervolgens op Inspecteren.

Bijgesneden video's

In PowerPoint 2010 kunt u video's bijsnijden met de functie Bijsnijden op het lint of de knop Bijsnijden in het dialoogvenster Object opmaken, zodat alleen een bepaald deel van de video zichtbaar is in de diavoorstelling. Wanneer u een video bijsnijdt, worden de weggesneden gedeelten van de video alleen maar verborgen. Deze delen worden niet permanent verwijderd. Als u een bestand opslaat dat een bijgesneden video bevat, worden ook de weggesneden delen van de video opgeslagen. Deze weggesneden gedeelten kunnen niet uit het bestand worden verwijderd, tenzij u het mediabestand volledig uit uw PowerPoint-presentatie verwijdert.

Naar boven

Meer hulp nodig?

Meer opties?

Verken abonnementsvoordelen, blader door trainingscursussen, leer hoe u uw apparaat kunt beveiligen en meer.

Community's helpen u vragen te stellen en te beantwoorden, feedback te geven en te leren van experts met uitgebreide kennis.

Was deze informatie nuttig?

Hoe tevreden bent u met de taalkwaliteit?
Wat heeft uw ervaring beïnvloed?
Als u op Verzenden klikt, wordt uw feedback gebruikt om producten en services van Microsoft te verbeteren. Uw IT-beheerder kan deze gegevens verzamelen. Privacyverklaring.

Hartelijk dank voor uw feedback.

×