Een profiel is een set knopacties die u hebt geconfigureerd. Meer informatie over de verschillende profielen, hoe u ertussen kunt schakelen en meer.

Voordat je begint

Als u profielen wilt instellen, moet u de Microsoft Accessoirecentrum op uw pc installeren. Als u deze wilt downloaden, gaat u naar Microsoft Accessoirecentrum downloaden.

Wat zijn profielen?

Een profiel is een set knopacties die u hebt geconfigureerd voor gebruik met uw apparaat. Er zijn twee verschillende soorten profielen:

  • Apparaatprofielen (Profiel 1, Profiel 2, Profiel 3)

    • Een apparaatprofiel is een set knopacties die van toepassing is op alle apps en navigatie op uw apparaat.

    • De knopacties zijn hetzelfde, ongeacht welke app u gebruikt.

    • Het kan worden aangepast voor elk apparaat dat u gebruikt met uw Adaptive Hub.

  • App-profielen (profiel 0)

    • Een app-profiel is een set knopacties die van toepassing is op een specifieke app.

    • Deze set knopacties is alleen van toepassing op die app.

    • App-profielen worden toegepast op gekoppelde pc's waarop de Microsoft Accessoirecentrum is geïnstalleerd.

    • App-profielen zijn hetzelfde op alle pc's die worden gebruikt met uw Adaptive Hub. Dit betekent dat een app zoals Microsoft Teams hetzelfde app-profiel heeft wanneer u uw Adaptive Hub gebruikt met een andere pc.

Een apparaatprofiel toevoegen

Zodra u uw Adaptive Hub op uw pc hebt aangesloten, kunt u een profiel instellen. Zie How to use Microsoft Adaptive Hub (Microsoft Adaptive Hub gebruiken) voor meer informatie over het aansluiten van uw Adaptive Hub op uw pc.

Uw browser biedt geen ondersteuning voor video. Installeer Microsoft Silverlight, Adobe Flash Player of Internet Explorer 9.

U kunt als volgt een profiel instellen:

  1. Selecteer Stert en open Microsoft Accessoirecentrum.

  2. Selecteer Microsoft Adaptive Hub.

    1. Selecteer Alle verbonden apparaten in de lijst met apparaten. Of selecteer Bluetooth-apparaat 1, 2, 3 of USB-apparaat om een profiel te maken voor een specifiek verbonden apparaat.

  3. Nadat u een apparaat hebt gekozen, selecteert u de profiellijst. Als u voor het eerst een profiel instelt, wordt mogelijk Profiel 0 (app-profielen) weergegeven.

  4. Selecteer Profiel toevoegen.

  5. Selecteer Profiel 1, Profiel 2 of Profiel 3 om het te configureren.

Als u dit profiel later wilt bewerken, selecteert u het in de profiellijst.

Een app-profiel toevoegen

Uw browser biedt geen ondersteuning voor video. Installeer Microsoft Silverlight, Adobe Flash Player of Internet Explorer 9.

U kunt als volgt een app-profiel instellen:

  1. Selecteer Start en open Microsoft Accessoirecentrum.

  2. Selecteer Microsoft Adaptive Hub.

  3. Selecteer Alle verbonden apparaten in de lijst met apparaten.

  4. Nadat u een apparaat hebt gekozen, selecteert u de profiellijst. Als u voor het eerst een profiel instelt, wordt mogelijk Profiel 0 (app-profielen) weergegeven.

  5. Selecteer een app om deze te configureren.

  6. Als u dit profiel later wilt bewerken, selecteert u het in de profiellijst.

Schakelen tussen profielen

Druk op de knop Profiel op uw Adaptive Hub om te schakelen tussen de profielen die u hebt ingesteld. Met de lampjes naast de knop Profiel weet u welk profiel actief is.

Geselecteerd profiel

Aantal lampjes naast de knop Profiel

Profiel 0

Geen

Profiel 1

1 licht

Profiel 2

2 lampjes

Profiel 3

3 lampjes

U kunt uw hub zo instellen dat een apparaatprofiel altijd wordt overgeslagen wanneer u op de knop Profiel drukt. Dit doet u als volgt:

  1. Open de Microsoft Accessoirecentrum en selecteer Microsoft Adaptive Hub.

  2. Selecteer Hub instellen om bepaalde profielen over te slaan.

  3. Zoek het apparaatprofiel dat u wilt overslaan en controleer of het is uitgeschakeld.

Aantal profielen voor uw apparaat

U kunt verschillende profielen instellen voor uw verbonden apparaat. Hier volgt een handleiding voor het instellen van profielen op basis van uw verbonden apparaat.

Verbindingsapparaat

Profielen die u kunt instellen

Alle verbindingen

Profiel 0 (app-profielen)

Bluetooth-apparaat 1

Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3

Bluetooth-apparaat 2

Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3

Bluetooth-apparaat 3

Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3

Apparaat dat is verbonden met USB

Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3

Opmerking: U kunt geen app-profielen instellen voor elk verbonden apparaat (Bluetooth en USB). App-profielen zijn hetzelfde op alle pc's die worden gebruikt met uw Adaptive Hub.  De Microsoft Accessoirecentrum op de pc moet zijn geïnstalleerd, zodat app-profielen werken. 

Gerelateerd

Meer hulp nodig?

Meer opties?

Verken abonnementsvoordelen, blader door trainingscursussen, leer hoe u uw apparaat kunt beveiligen en meer.

Community's helpen u vragen te stellen en te beantwoorden, feedback te geven en te leren van experts met uitgebreide kennis.

Zoek oplossingen voor veelvoorkomende problemen of krijg hulp van een ondersteuningsagent.